Contact
Zoeken in
naar

Snoei van kleinfruit

Zwarte, rode en witte bessen, kruisbessen, blauwe bessen, bramen en frambozen: bij al deze soorten is de snoei verschillend, dat maakt het ingewikkeld. Bovendien spreken de teksten die je erover vindt elkaar nog wel eens tegen en staat er soms vakjargon in dat niet gelijk begrijpelijk is. "De verlengenissen worden verenkeld", enz. En de inzichten zijn in de loop der tijd nogal veranderd. Het duurt daardoor wel eens even voor bij de lezer daagt wat de bedoeling is.
Wanneer je via Google op internet gaat zoeken naar Nederlandstalige informatie over kleinfruit (wat moet ik doen bij het planten? hoe zat het ook al weer met zomer- en wintersnoei?) kom je bijna altijd terecht in België, bij de 'Vakartikels' van Guy de Kinder, een tijdschrift online. Of, als het over kruisbessen gaat, op de site van de kruisbessenproeftuin van Marc Geens in Zomergem, ook al in Vlaanderen. Ook neerlandstuin.nl wil nog wel eens goede informatie opleveren. Helaas kunnen de heldere teksten van de Vakartikels niet gedownload of geprint worden, dus veel van wat hieronder staat werd ooit van internet overgeschreven in mijn tuindagboek.
Voor tuinders die veel met kleinfruit willen gaan doen is een nuttige aanschaf het recente boekje 'Ecologische teelt van kleinfruit' van Velt, de Vereniging voor Ecologische Leef- en Teeltwijze, ISBN 90-800626-2-6.
Er is één troost: ook als bessenstruiken helemaal nooit gesnoeid worden blijven ze grote hoeveelheden bessen dragen. Het levert echter bij het plukken wel een grotere worsteling met de dichtgegroeide struiken op en aanzienlijk meer werk omdat de trosjes en de bessen gemiddeld kleiner worden. Iets dergelijks geldt ook voor bramen, maar erger. Als je die niet bijhoudt kun je vroeg of laat je tuin niet meer op. Gelukkig is daar de snoei veel makkelijker dan bij bessenstruiken.
Zwarte, rode en witte bessen en kruisbessen hebben, net als fruitbomen, een zogenaamd gestel. Dit zijn bij bessen de hoofdtakken van de struik, die lang worden gehouden en waarbij wordt voorkomen dat ze zich in gelijkwaardige takken opsplitsen. De bedoeling van de snoei is, dat er zoveel mogelijk hout aan de struik zit dat vrucht draagt. Bij de ene soort moet om die reden jaarlijks veel oud hout weggesnoeid worden, vervangingssnoei, bij de andere juist niet.
Verder bevorder je door te snoeien de vruchtkwaliteit. Hiermee bedoelen we de lengte van de trossen, het aantal bessen per tros en de grootte van de bessen.
In de professionele kleinfruitteelt worden rode bessen en kruisbessen tegenwoordig als hagen geplant. Dit vergt nogal wat steunmateriaal. Ook de snoei is anders, maar daarover gaat dit stukje niet.
Het gaat ook niet over het planten van het kleinfruit, zoals plantafstanden, bodemverbetering en plantdiepte. Als daar behoefte aan zou zijn, kan dat een volgende keer.

Zwarte bes

Bij het planten de struik op 4 à 5 takken zetten en die wat inkorten.
Zwarte bessen dragen op éénjarig hout, dus het hout dat in het jaar ervoor gegroeid is. De snoei is erop gericht om de één (en ev. twee-) jarige takken in hun geheel aan te houden. Dus: lange snoei en sterke vervangingssnoei. De struik wordt hierdoor voortdurend verjongd.
  • Snoei gesteltakken zoveel mogelijk terug op sterke laagstaande nieuwe scheuten. Dit vruchthout wordt niet ingekort.
  • Ook zwakke of korte twijgen en kruisende of neerhangende twijgen worden weggesnoeid.
Een goed gesnoeide struik bestaat vooral uit krachtig éénjarig hout.
Vervanging
Grondscheuten zijn nodig om op den duur en geleidelijk het gestel te vervangen. De vele grondscheuten worden tijdig uitgedund waarbij de sterkste worden behouden.
De beste snoeitijd is tijdens of kort na de oogst, eind juni, begin juli. Voordeel hiervan is een betere belichting van de struik en daardoor betere bloemknopvorming voor het volgende jaar. Anders snoeien in februari/maart. Voordeel hiervan is dat je een kale struik beter kunt overzien.

Rode en witte bessen

Deze struiken hebben bij voorkeur 5 tot 7 gesteltakken die bezet zijn met vruchthout, te weten:
  1. zijscheutjes aan de gesteltakken en
  2. door de snoeier gevormde tuiltjes (sporen).
Voor deze laatste snoei je (een deel van de) éénjarige zijscheuten af dichtbij het meerjarige hout. Dichtbij betekent hier: daar waar dichtbij het overjarige hout, dus aan het begin van de éénjarige scheut, een concentratie van verscheidene knoppen (ogen) bij elkaar staan. Een eindje hierboven knip je die zijscheut af. Uit zo'n tuiltje groeien trosjes bloemen (die bessen worden) en een nieuwe scheut.
De adviezen voor onderhoudssnoei verschillen bij rode en witte bessen van ras tot ras. Dat maakt het verhaal over hun snoei nogal ingewikkeld. Een aantal adviezen blijft echter gelijk.
  • Bij de wintersnoei, in februari/maart, verwijder je in de eerste plaats zijhout lager dan 20 à 30 cm boven de grond en neerhangende of slecht geplaatste takken. Dat zijn takken die door het hart van de struik groeien, elkaar kruisen of dicht bij elkaar parallel groeien. In het laatste geval haal je bij voorkeur de zwakste weg. Ook erg dun zijhout wordt weggeknipt.
  • Zorg ervoor dat de kop van een gesteltak enkel blijft door eventuele concurrenten weg te snoeien. Mocht een gesteltak te lang worden, bijvoorbeeld in verband het aanbrengen van vogelnetten, dan altijd terugsnoeien op een naar buiten gerichte knop. Ook kan eventueel de oudste gesteltak worden weggehaald, zie hieronder bij vervanging.
Vervolgens richt de snoei zich op het vruchthout. Hoe dit behandeld wordt is per ras verschillend.
Erg vruchtbare maar minder sterk groeiende rassen snoei je 'kort' of 'vrij kort'. Meestal zijn dat de oudere rassen. Bij Jonkheer van Tets, een oude nog steeds veel gebruikte, zeer vroege rode bes, en bij de meeste witte bessen zijn ideale vruchttakjes 5 à 15 cm lang. Die hoef je dus niet in te korten. Al het éénjarige hout langer dan 15 cm wordt ingekort tot een stompje van hoogstens 2 cm. Deze korte snoei kun je combineren met een zomersnoei. Hierbij worden in juli de jonge zijscheuten vast een stuk ingekort, zodat de belichting van de struik verbetert.
Bij de rode bessen waarvan de naam met een R begint (Rondom, enz.) en bij witte bes Blanka is de snoei 'vrij lang'. Deze sterkgroeiende rassen zouden bij te korte snoei al hun energie gaan steken in de vervanging van de afgeknipte takken, waar de vruchtzetting dan onder lijdt. Hier snoei je alleen de langste zijtakken terug.
Vervanging
De gesteltakken dragen het best als ze 3 à 4 jaar oud zijn. Jaarlijks worden daarom enkele nieuwe grondscheuten behouden om er later oud hout mee te vervangen. Als een gesteltak te oud wordt kweek je ernaast een goede grondscheut op; als deze 2 jaar is haal je de oude tak weg. Zo verjong je geleidelijk het gestel. Grondscheuten die niet nodig zijn voor vervanging kun je eventueel al in mei/juni wegbreken, als de struik te dicht dreigt te worden.
Belangrijk is een goede hygiëne bij het snoeien. Zet er een emmer of een kruiwagen naast en leg daarin gelijk alle afgeknipte takjes zodat je ze kun afvoeren naar je komposthoop of GFT-bak.

Kruisbessen

De voorkeur gaat uit naar een open struik met een gestel van ongeveer 5 tot 8 takken.
De dikste bessen komen aan lange, gezonde éénjarige twijgen, er wordt dus naar gestreefd om daarvan in de struik veel te hebben.
De wintersnoei wordt gedaan in februari/maart. Veel kruisbessenrassen hebben de neiging om hun takken te laten hangen. Een deel van de snoei is erop gericht om de takken van de grond te houden, door steeds de steilst groeiende takken te behouden. Kruisbessen die op stam zijn opgekweekt hebben dit probleem niet. Ze zijn wat duurder in de aanschaf, maar hebben als bijkomend voordeel dat je er tijdens het plukken en snoeien beter bij kunt. Dat is prettig want veel kruisbessenrassen zijn vreselijk stekelig. Ook waaien zulke struiken eerder droog, dat helpt misschien tegen de meeldauw.
  • Kort of zwak zijhout is meestal ongeschikt; dit wordt ingekort op enkele ogen.
  • Verwijderd worden: grondscheuten; te laag staande twijgen (bij voorkeur alles lager dan 30 à 40 cm boven de grond); afgebroken twijgen; kruisende twijgen; te oude twijgen. Takken die te veel naar beneden hangen wegknippen of terugknippen op een steiler groeiende twijg.
  • Vertakkingen enkel zetten door ze terug te knippen tot aan een stevige twijg; de verlengenis van een gesteltak enkel zetten door de concurrent te verwijderen.
  • Laat eenjarige zijtwijgen niet te dicht op elkaar staan, dun ze uit als dat nodig is.
Vervanging
De struik moet geleidelijk aan worden verjongd. Snoei daarvoor een gesteltak die veel zijscheuten heeft terug tot aan een jonge scheut aan de basis. Deze kan dan uitgroeien tot een nieuwe gesteltak. Bij kruisbessen gebruik je hiervoor geen grondscheuten.
Zomersnoei
Jonge twijgen wat intoppen om meeldauwaantasting te voorkomen. Dit mag al in de vroege zomer gebeuren.

Blauwe bessen

De tot nu toe behandelde bessen hebben als voornaam Ribes. De blauwe bessen heten Vaccinium en zijn Amerikaanse verwanten van onze bosbes. Bij het aanplanten van deze bessen moet rekening worden gehouden met het feit dat ze zure, humeuze grond nodig hebben. Dat vergt op onze grond nogal wat bodemverbetering vooraf.
Het zijn tamelijk langzame groeiers, het duurt wel 6 tot 8 jaar voor de struik enige omvang krijgt. In het begin is snoeien alleen het verwijderen van zwak, ziek of dood hout. Pas vanaf ongeveer vijf jaar na het planten wordt een jaarlijkse onderhoudssnoei toegepast. Die is erop gericht dat er voldoende licht en lucht bij ieder tak kan komen. Er wordt dus wat gedund om de struik open te houden.
Verjonging
Af en toe wordt een oude, te sterk vertakte tak weggesnoeid en vervangen door een grondscheut of een krachtige jonge scheut uit de basis van de plant.

Bramen

Bramen hebben steun nodig, bijvoorbeeld 3 draden op 80, 120 en 170 cm.
Ze vormen ieder jaar lange nieuwe scheuten, uit het wortelstelsel of laag uit de plant. Hierop dragen ze volgend jaar.
De snoei is makkelijk:
  • Na de oogst snoei je alle takken waar bramen aan gezeten hebben weg.
  • Als in het voorjaar de nieuwe scheuten aangebonden worden, snoei je alle zijscheuten, voor zover die er zijn, terug op 2 ogen.
  • Mochten er teveel scheuten zijn, dan haal je een deel weg.
De takken worden waaiervormig aangebonden, zodra de kans op strenge vorst geweken is. Het gewenste aantal hangt af van de plantafstand en het ras. Bij zwakke groeiers gaat het om 6 tot 7 takken per strekkende meter, bij heel sterke groeiers is 3 tot 4 genoeg. Iedere tak wordt aan iedere draad die hij kruist aangebonden.
Bramen zijn minder winterhard dan frambozen, maar daar hoeven we ons in dit zeeklimaat en met de huidige winters niet al te veel zorgen over te maken. Bovendien gebruikt bijna iedereen tegenwoordig de moderne doornloze bramenrassen want die zijn veel prettiger in de omgang. Zij hebben als bijkomend voordeel dat ze minder vorstgevoelig zijn. Vroeger werden de nieuwe scheuten tegen de grond gelegd zodat ze bij vorst bedekt konden worden. Nu kunnen ze in de zomer ook zolang midden in de plant in een bos recht omhoog gebonden worden, zodat ze de takken waarvan geoogst wordt niet in de weg zitten.

Frambozen

Deze worden meestal geteeld in rijen die worden aangebonden aan draden, de onderste draad op 80 cm, de bovenste op 170 cm. Frambozen dragen net als bramen op nieuwe scheuten, het verschil is echter dat die –gedeeltelijk- veel verder van de moederplant uit de grond komen.
Zomerframbozen dragen op stengels die in het vorige seizoen als grondscheut zijn opgegroeid. Ze krijgen eerst bloemen onderaan de plant en pas later bovenaan.
  • Wortelopslag dat te ver uit de rij staat wordt steeds verwijderd.
  • Te veel grondscheuten betekent dat het gewas te dicht komt te staan, waardoor er volgend jaar meer kans is op vruchtrot bij rijpende vruchten. Bij sterk groeiende rassen kunnen tot eind april/begin mei alle grondscheuten verwijderd worden. Bij matige groeiers houd je daar al half april mee op.
  • Een eerste selectie van de grondscheuten vindt plaats begin juni. Ze worden uitgedund tot 12 per strekkende meter, waarbij de zwaarste/sterkste scheuten worden aangehouden.
  • Zo snel mogelijk na de oogst wordt al het afgedragen hout vlak boven de grond weggesnoeid. Dit gebeurt zodra het blad aan dit hout is afgestorven.
  • In februari/maart worden 6 à 8 (10) nieuwe takken per strekkende meter aangebonden. Hiervoor worden alleen gezonde takken gebruikt, bij voorkeur de zwaarste. Ze worden 10-15 cm boven de bovenste draad afgeknipt. Eventuele zijtwijgen worden ingekort op 1 of 2 knoppen. De andere grondscheuten worden weggesnoeid.
Herfstframbozen dragen in het najaar op in de zomer gegroeide grondscheuten. Zij krijgen hun bloemen eerst bovenaan de stengel en pas daarna verder naar onderen.
Ofwel na oogst en bladval (december), ofwel in februari/maart wordt alles tot tegen de grond weggesnoeid. Later in het voorjaar worden de grondscheuten lichtjes gedund tot 12-15 mooie scheuten per strekkende meter.
Je kunt herfstframbozen echter ook zo snoeien dat je er een kleine zomeroogst van krijgt. Dan snoei je de stengels die in de herfst vrucht gedragen hebben een eind terug tot onder de zijtakken waar vruchten aan gezeten hebben. Die tak bloeit dan op de lagere knoppen in de volgende zomer nog een keer. In de herfst pluk je weer van de nieuwe stengels van het huidige jaar. Die herfstoogst is dan wel kleiner dan hij zou zijn zonder zomeroogst.
Charlotte

Bronnen:

Dit artikel van Charlotte Matthijsse is eerder gepubliceerd in september 2005, in ons toenmalige clubblad de Warmoezenier.