Contact
Zoeken in
naar

Interview met Rob Ton

Eerder verschenen in de Warmoezenier van juni 2008
Intuïtie en compositie – selecteren en combineren
Over moestuin en website
Waarom ben je begonnen met een moestuin?
Ik ben begonnen omdat ze zeiden: ‘Dan begin je maar zelf een moestuin’.
Wie waren ‘ze’?
Dat waren Heleen en Kiki.
En hoe kwamen ze daarbij, om dat te zeggen tegen je?
Nou, ik deed spitwerk op hun tuin, en ik deed de suggestie om ook bloemen op de tuin te zetten en niet alleen groenten, en daarop suggereerden ze dat ik zelf maar een tuin moest beginnen met bloemen. Dat heb ik toen maar gedaan. En toen heb ik om te beginnen een stengel van de blauwe regen in de sloot gezet om wortel te laten schieten, maar die kreeg geen wortels. Dus heb ik maar een hortensia gekocht bij Van Winsen. En dat was het eerste plantje.
Die hortensia had wel wortels?
Ja, dat was een compleet plantje, met garantie.
En hoe ben je toen verder gegaan? Want ik zie hier nu een tamelijk volle tuin..
Ik heb er dwerglupines bij gezet uit zaad. Op een gegeven moment werden dat daadwerkelijk bloempjes, na een driekwart jaar of zo. En verder kreeg ik van alles aangeboden, van mensen die in de buurt zitten, om in de tuin te zetten; groenten en bloemen. Ik heb nog steeds de combinatie van groenten en bloemen in de tuin.
Heb je nu een bepaald plan op je tuin? Hoe lang zit je nu hier?
Dat zal een jaar of negen zijn. Waar ik eigenlijk mee bezig ben de laatste tijd, is de strijd tegen de wind. De wind speelt een grote rol op mijn tuin omdat die nogal open is. Hij kan van alle kanten komen. En een hoop spul heeft last van die wind. Dat merk ik aan de snelheid waarmee het opkomt en de hoogte die het bereikt. En wat ik daartegen doe is struiken neerzetten. Fruitstruiken en -boompjes, en sierstruiken, en nog wat aangewaaide boompjes. Ik heb trouwens ook tegen de wind palissaden gemaakt van wilgenstammetjes en elzenstammetjes. Die laat ik lekker uitlopen zodat ze wat hoger worden.
Het ziet er wel fraai uit, maar het is een beetje op het randje van het reglement.
Ja… Ik denk dat het reglement een beetje gedateerd is op dit punt. Ik weet niet precies wat de achtergrond is van regels terzake van de hoogte van planten, maar als het te maken heeft met uitzicht van omwonenden, dan gaat dat niet meer op, want de houtwal beneemt hen al het uitzicht.
Ja. Nu zoek ik nog steeds naar een grondidee, of een soort plan, achter jouw moestuinieren…
Nou, het basisprincipe is dat ik een stukje van de wereld mooi probeer te maken. En dat doe ik door de tuin op een bepaalde manier in te richten. Dus de architectuur is belangrijk vanuit esthetisch oogpunt. Daarbij let ik op groepering van planten zodat het geheel een compositie wordt. Sommige bloementuinen zien eruit alsof het orkest voortdurend aan het stemmen is, zonder dat het muziekstuk ooit begint. Ik wil dat mijn tuin een muziekstuk is met duidelijke lijnen en onderdelen erin.
Verder ben ik vooral niet zo geïnteresseerd in theoretische achtergronden. Een beetje basiskennis vind ik wel leuk, en wat ideeën aanhoren vind ik ook wel leuk, maar ik tuinier vooral op mijn gevoel. Het is een kwestie van selecteren en combineren en groeperen.
Lukken de planten die je neerzet altijd?
Het lukt meestal wel. Soms gaat het door omstandigheden niet goed. Vorig jaar was er een lange droge periode in het voorjaar met enorm veel zon, en toen sloegen de luizen toe op de lupine zodat daar weinig van over bleef. Een slecht lupinejaar. De zomer was dermate nat dat het een bijzonder slecht tomatenjaar werd. Ik had olijftomaatjes. In 2006 heb ik daar honderden van geoogst en in 2007 misschien twintig.
En wat denk je dan over de olijftomaatjes? Of wat denk je dan überhaupt, wanneer je nagaat wat het resultaat is van zon jaar?
Nou, dan denk ik: het zal volgend jaar wel beter gaan met de tomaatjes.
Maar ik denk ook wel eens: daar heb ik geen zin meer in. Zo dekte ik vroeger de aardbeien af, maar dat doe ik niet meer. Ik dek nu niks meer af. Wat ik ook aanvankelijk wel deed en wat ik ook niet meer doe omdat het veel te veel gedoe was, was het telen van witlof. Witlof doe ik niet meer. Hetzelfde geldt een beetje voor asperges. Ik heb wel wat asperges en wat ik doe: ik laat ze opkomen en ik knip ze af boven de grond in plaats van dat ik ze afsteek en het groene stuk dat je dan hebt, dat gaat door de salade en dat smaakt prima. Wat ook heel gemakkelijk gaat is zuring. Ik heb al een jaar of negen een zuringperkje, en daar kan je gewoon elk jaar opnieuw weer van oogsten. Zodra het te hoog wordt knip je het af. En de jonge blaadjes kun je weer oogsten.
Let je bij je groenten nog op vruchtwisseling om allerlei enge plantenziekten zoals knolvoet en de gevreesde aardappelziekte te voorkomen?
Wat ik sowieso doe is dingen tussen de groenten laten opkomen: een louter aardappelenperk dat heb ik haast niet. Er staat altijd wel van alles tussen. Zo doe ik volgens mijn intuïtie. Je hebt dan een situatie die vergelijkbaar is met de natuur, waarin ook niet een stuk louter bevolkt wordt door één soort. Als je dat vergelijkt met de bio-industrie, waar allerlei ziekten uitbreken door virussen die toeslaan, juist in een situatie van een heleboel organismen van één en dezelfde soort op een hoop – dat heb ik dus niet in mijn tuin. Hoewel het een ordelijk geheel is met duidelijk structuren en vormen, staat het dus ook een beetje door elkaar.  
En is de compositie ooit af?
Nee, het verandert steeds. Ik ben alsmaar planten aan het verplaatsen en ze groeien natuurlijk ook. Ik had het idee dat mijn vlinderstruiken het niet al te best deden door de wind die altijd aanwezig is, maar ook omdat ze te dicht op elkaar stonden. Ik heb ze nu drastisch uitgedund. Omdat je leert van je fouten moet je wel eens dingen bijstellen. Op die manier verandert het.
En verder komt er wel eens iets nieuws aan. Ik heb laatst op de Groenmarkt een vijgenboompje gekocht; die wordt ergens geplaatst. Voorheen had ik een gemberstruik uit de Himalaya, met een grote klomp gember die in de grond zat – dat was de wortel – en daar kwam dan in de zomer een hele fraaie exotische plant uit die een meter hoog werd, en daar kwam nog een keer een hele mooie bloem op, veel te mooi voor dit land. Die struik heb ik niet meer. Ik vond hem zo’n eenzame allochtoon dat ik dacht: ik ga hem in vieren hakken, die wortel, dan heb ik er vier, dat is een stuk gezelliger voor die Himalayaplant. Maar helaas veranderden die vier wortelknollen toen het een tijdje in de grond had gezeten in een soort soepje en toen had ik helemaal geen Himalayaplant meer. Op die manier verandert de tuin dus ook.
Dus je bent eigenlijk altijd bezig op je tuin?
Ja, dat sowieso. Alleen al met het gras,. Ik heb graspaden en dat heeft z’n voor- en nadelen. Het heeft een warme uitstraling, is goed voor de vochtregulatie en je kan er bij lekker weer ’s zomers op je blote voeten op lopen, maar dan moet je wel oppassen dat je niet in de eendenpoep loopt.
Eendenpoep? Het is toch een tuin?
Nou, eigenlijk is het meer een dierentuin. We hebben altijd erg veel vogels over de vloer.
Die houden van de compositie?
Ja, nu het steeds voller wordt gaan ze steeds meer de moestuin op prijs stellen, maar ze houden vooral ook van het brood dat er wordt uitgedeeld. Dan gaat het om eenden, jonge eendjes die zich al heel snel thuis voelen hier omdat hun ouders ook al brood kwamen halen, en kauwtjes. En sinds kort ook een fazant, die eet hier dus ook al uit je hand.
Is dat niet een beetje raar op een moestuin?
Nee, dat is heel normaal. Van de overvloed aan groenten mag de fazant fijn mee-eten. Maar ik heb niet het idee dat hij veel eet overigens, misschien een paar aardappelen. Hij krijgt vooral brood, misschien hoeft hij die aardappelen dan niet eens meer.
Wat vind je je grootste succes van de moestuin?
Dat moet toch vooral in het geheel gezocht worden. Er zijn een paar dingen die wel succesvol zijn: die buxushaag, de grote tuinkist die van afvalhout van de kinderweek in elkaar is gezet, het gevlochten wilgenhek van 15 meter lang, dat zijn een paar hoogtepunten. Wat oogst betreft: zwarte bessen heb ik elk jaar ontzettend veel, daar kan dan weer likeur van gemaakt worden. Dat doet mijn vriendin. Daarnaast kan het ook aan de biogarde worden toegevoegd, of in taart. Ook had ik eens een rode kool, die is uitgebreid op de website te bewonderen, en dat is de grootste rode kool die ik ooit in mijn leven heb gezien. Toen die eenmaal gesloten was, was het een enorme bol. Die heeft Riet Wijers toen achter op de fiets mee naar huis genomen. Dat was een hele vracht.
En de tegenvallers?
Wat elk jaar enorm kwakkelt is de perenboom. Ik heb er één jaar veel peren in gehad maar die werden toen voor het grootste deel opgegeten door de wespen. Ik heb toen nog plastic zakjes om de peren gebonden om de wespen voor te zijn, maar ik weet niet meer of dat zo succesvol was, in elk geval was het wel een hoop gedoe, dus dat ga ik ook niet meer doen. Ik hoop dat de peren het dit jaar wel goed doen, ik heb er voor het eerst goeie hoop op want de boom staat er mooier bij dan ooit. Er zitten ook aardig wat peren in. En ook de kersenbomen zien er beter uit dan ooit. Er zitten ontzettend veel kersen in, het is sowieso een ontzettend goed jaar volgens mij; ik kan eigenlijk niks noemen dat er momenteel niet goed bijstaat.
Wat is je favoriete onkruid?
Nou, dat was op een gegeven moment de kaardenbol. Ik heb ooit aardig wat kaardenbollen in de tuin gehad, maar die zaaien zo ontzettend uit dat de tuin vol zat met allemaal kleine kaardenbolplantjes. Dat was toen wel mijn favoriete onkruid, maar dat is inmiddels over en die rol lijkt nu overgenomen door de herfstaster. Die is ooit met het idee van ‘leuk plantje, dan heb je ook nog een frisse kleur in de herfst’, in de tuin gezet, maar die is bijzonder enthousiast aan het vermeerderen begonnen en die kom ik nu overal tegen. Maar wat mij het meeste werk geeft is altijd het gras. Het gras dat op allerlei manieren de perken inkruipt. Zowel ondergronds door wortelgroei als bovengronds door uitzaaiing.
Wat ik nooit doe is schoffelen, want ik probeer altijd van ongewenste plantjes ook de wortel weg te halen, dus dat gebeurt ook met graspolletjes in de perken. De randen langs de perken hak ik af met een Gardenahakkertje. Dat levert aardig wat vulling op voor de composthoop.
Ik heb twee composthopen op de tuin, weer met zo weinig mogelijk poespas: gewoon een berg afval, en de één is jong en de ander is oud. De oude kan het eerst gebruikt worden, op de jonge gooi ik het nieuwe afval en af en toe wat koemest er overheen of een beetje kalk.
Wat vind je van de vereniging?
Ik vind het een hele leuke vereniging. Aanvankelijk wilde ik niks met de vereniging te maken hebben, ik wilde een eigen tuin hebben en ik vond het een vreemd idee dat er ook corveediensten waren, maar het bleek daarbij al gauw niet te gaan om het schoonmaken van het huisje, maar meer om het onderhouden van de algemene stukken van het complex en dat blijkt meestal wel gezellig te zijn. Verder zitten er een hoop leuke mensen in de vereniging, zoals mensen die in het buitenland hebben gewoond en die op het complex iets van de ruimte terug vinden die ze naar ik vermoed hier in Nederland missen.
Wat vind je van het complex op zich?
Het is een mooi complex. Het is jammer dat het hier zelden stil is maar meestal lawaaiig. Het lawaai komt van de vliegtuigen, de boten, de trein… Bijna onvermijdelijk in de Randstad; als je een open plek hebt in de Randstad dan hoor je overal de Randstedelijkheid om je heen gonzen en je moet dan soms zelfs wel behoorlijk hard spreken om elkaar te verstaan. Dus het is hier niet bepaald stil, ook al is er een Stiltegebied in de buurt. In dat Stiltegebied is het ook niet bepaald stil trouwens.
Maar verder is het natuurlijk een ontzettend mooie omgeving, dat zegt iedereen.
Okay, je noemde net al de rode kool op de website. Je doet aan groenten en je doet ook aan websites?
Ja. De vereniging heeft een website (www.moestuinkoudenhoorn.nl) en ik heb daar een fiks aandeel in gehad door te zorgen voor de technische architectuur en door het programmeerwerk van het geheel te realiseren. Aanvankelijk was het alleen bedoeld als ontwerp, en nog daarvoor was het alleen de bedoeling dat ik enkele vergaderingen bij zou zitten, omdat ik door mijn werk wel wat ervaring heb op dat gebied. Binnen uitgeverij Kluwer heb ik veel te maken met publiceren op internet, hoewel dan meer met de redactie- dan de publicatiekant.
Aanvankelijk heb ik drie keer ‘nee’ gezegd toen ze me vroegen; ik had het vermoeden al dat het ontzettend veel tijd zou gaan kosten en dat is ook wel uitgekomen.
Maar ik heb er toch ook wel profijt van gehad, omdat het een mooie gelegenheid was om bepaalde internettechnieken in de vingers te krijgen.
En wat vind je van het resultaat?
Over het algemeen ben ik er wel positief over, maar ik heb ook wel, ik denk meer dan anderen, er kritische gedachten bij. Wat altijd een lastig punt is, is op welke beeldschermgrootte je de website afstemt. In dit geval is gekozen voor niet zo’n grote in de veronderstelling dat nogal wat mensen geen groot beeldscherm hebben. Zo’n smal venster beperkt natuurlijk wel de lay-outmogelijkheden en de presentatiemogelijkheden. Over deze keuze kan je twijfelen.
Waar ik niet helemaal tevreden over ben zijn de pagina’s met de fotoseries; die hebben links naast zich een inhoudsopgave en boven zich een aantal sfeerplaatjes, terwijl sommige van die fotoseriepagina’s eigenlijk qua sfeer daarmee niet in harmonie zijn. Bij de fotoseries zou het zo moeten zijn, dat er geen storende elementen omheen zitten. Ik heb daar nog niet een goed werkende oplossing gevonden.
Dus de website is al online, maar je bent er nog steeds aardig mee bezig?
Niet zo intensief meer. Af en toe doe ik er wat aan, maar op zich is hij wel acceptabel zoals hij is en gaan we met de redactie, Paul Hoftijzer, Charlotte Matthijssen en ik, gestaag verder met hem mooier te maken en meer vulling te geven. Het is dus als het ware zoals Paul een keer zei een groeidiamant: het is een mooi ding maar, we gaan hem nog mooier maken.
Wat nog een kritiekpunt is, is dat de redactieomgeving comfortabeler moet worden. Daarvoor is nog wat verdere ontwikkeling nodig.
Er zijn wat discussies geweest over de privacy. Het beleid is nu: als er inhoudelijke dingen over een bepaald persoon worden gezegd, bijvoorbeeld een interview, dan wordt er eerst toestemming gevraagd, en als er foto’s zijn geplaatst dan kunnen die achteraf op verzoek verwijderd worden. Ik heb gezien dat dit ook op andere websites zo geregeld wordt.
De reacties die we verder gekregen hebben zijn eigenlijk allemaal positief. Je kunt de bedenking daarbij hebben dat degenen die het niks vinden ook geen zin hebben om te reageren. Maar het belangrijkst vind ik toch mijn eigen maatstaf, hoewel het leuk is als je positieve reacties krijgt.
Ik had eigenlijk… Kritiek wordt toch wel op prijs gesteld. Als er mensen zijn die kritische opmerkingen hebben, dan zou ik die graag vernemen, want daar kunnen we de website weer beter mee maken. Je kan een email sturen via de website, dus met het knopje ‘contact’. Als je daarop klikt wordt het emailprogramma geopend en staat vanzelf het adres waar het bericht heen moet al ingevuld. Op die manier kun je je kritiek of ideeën over de inhoud of zelfs uitgewerkte kopij voor de website indienen bij de redactie.
Kopij in de vorm van een Worddocument, al of niet met afbeeldingen.
We hebben al heel in het begin geconstateerd dat er binnen de vereniging moeilijk een webmaster te vinden is die het hele jaar door als tussenstation kan fungeren. Met een redactie bestaande uit meer personen, zou het binnen de huidige opzet ook moeten kunnen. Er is dus bewust gestreefd naar een systeem waarbij de inhoud niet via een webmaster gepubliceerd hoeft te worden en dat systeem gaan we nog ietsje beter maken.
Nog een punt van kritiek is trouwens momenteel de webhost, het bedrijf dat zorgt voor het online zijn van een website. Onze webhost is niet altijd even degelijk. Wat je daarvan merkt als bezoeker is bijvoorbeeld dat de website soms niet te raadplegen is. Als je er via je favorieten heen wilt, krijg je dan een foutmelding. Dat is al een paar keer voorgekomen, en dat lag dus niet aan onze website.
We hebben er wel lang over gedaan. De werkgroep had besloten dat de redactie van de Warmoezenier, Charlotte en Tet, met mij een ontwerp zou maken. Dat ontwerp hebben we inderdaad gemaakt, maar dan in de vorm van een concrete website, want dan kun je tenminste wat concreter discussiëren over dingen. Dit voorstel werd door de werkgroep en leden van het bestuur als ruimschoots voldoende beoordeeld om mee verder te gaan. Formeel werden er wat stappen overgeslagen. Ook omdat we al zo’n tijd bezig waren, denk ik, met vrijwilligers die huiverig waren om hier aan te beginnen, om er meer tijd in te moeten gaan steken dan ze eigenlijk wilden.
Ik denk dat sommige andere leden van de werkgroep al de moed op hadden gegeven. Die zijn er verder ook niet meer bij betrokken geweest, wat eigenlijk een slordige gang van zaken is. Maar goed, zo is het nu eenmaal gegaan. Het loopt in de professionele wereld al vaak niet perfect en zeker in een vereniging moet je niet al te hoge eisen stellen.
Al met al vond ik het samenwerken met de redactie leuk, en heb ik er veel van geleerd.
Hoe zie je je toekomst hier in de vereniging en op de tuin?
Ik kijk eigenlijk niet zozeer naar de toekomst voor wat betreft tuin en vereniging. Ik heb een vrij klein huisje en een vrij klein tuintje en ik zie deze tuin ook meer als een verlengstuk daarop. Omdat het maar twee minuten lopen is van mijn huis naar hier beschouw ik dit als mijn grote achtertuin. Wat er verder wat betreft verenigingsleven aan hangt, dat vind ik wel best zo.
Ik heb voor mijn tuin niet het idee dat ik er in de toekomst heel anders mee om zal gaan dan hoe ik het nu doe. Ik hoop er nog lang mee door te gaan.
Warmond, 1 juni 2008 - Kiki van Beelen