Contact
Zoeken in
naar

Interview met Mart van Wageningen

Eerder verschenen in de Warmoezenier van maart 2004
Mart is al van jongs af aan geïnteresseerd in moestuinen. Als kleine jongen kwam hij dagelijks op weg naar school langs een moestuin. Hij keek er graag naar, en vond het fascinerend wat er door een seizoen heen allemaal veranderde zonder dat hij zag dat er iemand bezig was geweest. Zo hingen er bijvoorbeeld ineens bossen uien te drogen. Ook het geordende van die tuin sprak hem aan: rechte spitvoren, kolen op een rijtje, alles pico bello.
Marts opa had een grote groententuin, maar daarin stond alles door elkaar. Ook zijn vader had er één achter het huis, maar niet altijd tijd genoeg om erop te werken. Mart deed dan allerlei klusjes, van tuin spitten tot het bijhouden van het kleine stukje tuin dat van hem was. Op dit stukje had hij een broeikasje gemaakt, waarin hij ijsbloemen had gezaaid. Iedere dag keek hij of ze al uitgekomen waren. Toen het beter weer werd haalde hij de glasplaat van het bakje, maar helaas, de volgende dag waren de ijsbloemen verdwenen en in plaats daarvan lag een grote hondenkluif. Het raadsel is nooit opgelost.
Mart was altijd met de natuur bezig. Toen hij negen jaar was werkte hij op een kwekerij en deed daar allerlei klusjes waar hij als kleine jongen erg geschikt voor was. Het was een wereld apart. De rust en de stilte, de geuren, en hoe hij daar alleen tussen de varens en azalea's rondliep zijn hem altijd bijgebleven. Op de groententuin van zijn vader keek hij naar de vogels en beschermde de nestjes.
Hij heeft jaren bij een buurman een stukje tuin gehad, waarvan vooral de tuinbonenoogst van 1976 hem bijstaat: die was geweldig. Ook had hij daar eens een tomaat van 470 gram. Nu heeft hij dus zijn eigen tuin op Koudenhoorn. Hij is er terecht gekomen via Ton Geul, die begin 2003 tegels bij hem kwam halen en vertelde dat er nog een tuin over was. Mart nam er gelijk drie, samen met zijn dochter en schoonzoon.
Hij noemt zichzelf een traditionele tuinder: alles in rijtjes, soort bij soort. ‘Het is mooi om zonder kunstmest of chemische bestrijdingsmiddelen een bloemkool te kweken zoals die bij de groentenboer ligt.’ Hij ziet zijn tuin graag geordend en mooi schoon, is geen mens voor ‘meters heermoes in een wortelbed’ maar laat spontaan opgekomen planten ook wel staan. De zomerpostelein heeft hij vertroeteld, die oogde erg mooi.
Mart vindt zichzelf ook een gevoelsmatige tuinder; kijkt niet zozeer naar regeltjes maar zaait in september worteltjes die er dankzij de zachte winter nog mooi bijstaan ook. ‘Gewoon kijken hoe het gaat.’ Vorig jaar heeft hij enkele dagen de groei van een courgette gevolgd: op zaterdag was de lengte 13 cm, de zondag erna 24 cm!
Het hek staat om de tuin om de plantjes die met veel liefde zijn geteeld te beschermen tegen vertrappen. Hij heeft aardig wat koude bakken, waarin de leukste teelt voor hem meloenen zijn. ‘Het is een lekkere vrucht om te zien en te ruiken. Het oogt meer dan een doperwt.’ Ook aparte dingen zoals kouseband staan er op de tuin. Vorig jaar gaf dit soort een oogst van vijf maaltjes. Het spannendste onkruid vindt Mart heermoes, goed te bestrijden met veel oude mest, trekken en plukken.
Een deel van de oogst wordt ingevroren. Dit jaar gaat hij zaaien wat het vorig jaar goed deed, zoals rode kool, witte kool en spitskool.
Het afgelopen jaar is hij praktisch elke dag op de tuin geweest. In het voorjaar stond er ongeveer 30 cm water, waarschijnlijk omdat de slootkant met riet maaien ingereden was door de tractor en het water niet meer afgevoerd kon worden. Ze hebben greppels in de tuin gegraven en er is ongeveer 35 meter drainageslang ingegaan, waar het water al snel uitkolkte. Ook Marts tuin is, zoals veel tuinen op het complex, opgebouwd uit diverse lagen grond: veen, zand en klei. Tijdens het bewerken vond hij veel stenen, potscherven, een benen schaats en de ‘Venus van Milo’, een porceleinen beeldje zonder hoofd of armen.
Kennis over tuinieren deed Mart bijna ongemerkt op. ‘Het is belangrijk om kinderen op een speelse manier dingen bij te brengen, dat komt later terug.’ Bij zijn opa is hij opgeleid zonder dat hij er erg in had. Die gaf veel informatie over vogels, groenten en fruit. Mart is altijd al erg leergierig, en kijkt overal wat men aan het doen is. Zo leert hij nu ook van andere tuinders. Verder vindt hij het geweldig om van simpel spul iets te maken dat werkt, zoals een constructie met afdekmogelijkheid voor tomaten. Hij kan veel soorten materiaal gebruiken om zijn plannen uit te voeren. Op dit moment is hij bezig met het vullen van metalen korven met op zijn tuin gevonden stenen, kleur bij kleur, waar hij rotsplanten op wil gaan kweken.
Hoe ziet Mart de toekomst van de vereniging? ‘De projectontwikkelaars liggen op de loer. Ze kunnen hier geld verdienen: er passen makkelijk 30 riante landhuizen op de plek van de moestuinen. Het unieke van het eiland wordt door hen waarschijnlijk niet opgemerkt, ook bij mij heeft dat lang geduurd. Pas sinds ik een tuin heb merk ik wat een verademing het hier is, net een vakantieparadijs. Er komen duizenden mensen in de zomer, maar door de verspreide recreatie merk je daar niet zo veel van. En ’s avonds is het hier ongelooflijk rustig.’
Hij houdt ervan om mensen te plezieren. De oude composthoop wil hij deze zomer gaan verdelen in tuintjes voor de jeugd, waarop superpompoenen gekweekt kunnen worden. Mart wil er een wedstrijd van gaan maken, waarbij de gekste of grootste pompoen wint. Met publiciteit en al, want dat kan de vereniging goed gebruiken.
Op zijn tuin maakte hij stapeltjes van verschillende stenen. ‘Wanneer die instorten krijg je ze nooit meer op dezelfde manier opgestapeld. Ik beschouw de mensen die hier rondlopen soms als deze stapeltjes: er is regelmatig geharrewar. Maar je hebt elkaar allemaal nodig om een stapeltje te maken. Het zou leuk zijn als op het complex de stapeltjes wat langer op elkaar blijven liggen, want het kan één groot feest op de tuin zijn.’ Mart ziet er een uitdaging in om dit te stimuleren.
Irene de Vet en Kiki van Beelen