Contact
Zoeken in
naar

Onkruid

Verschenen in de Warmoezenier van juni 2005

 

‘Onkruid noemen we een plant die groeit op een plaats waar hij ongewenst is.’

Dit is een veel gebruikte, heel brede maar oppervlakkige definitie van onkruid. Als we volgend jaar nog wat opslag van aardappels hebben in het bonenbed, of kiemende tomaten tussen de kolen, noemen we dit volgens deze definitie ook onkruid. We hebben het hierbij dus niet over de eigenschappen van de plant, maar slechts over de plaats waar hij groeit.

Wanneer we echter wat beter kijken naar onkruid, dan valt op dat sommige plantensoorten heel makkelijk een onkruid worden en andere zelden of nooit. Dit heeft te maken met hun eigenschappen en met wat wij doen op onze tuinen. Op die manier kom je tot een meer ecologische definitie van wat een onkruid is.

De echte onkruiden kunnen dingen die hen geschikt maken om onze tuinen te delen met de cultuurgewassen. In de natuur, lang voordat de mens zich met landbouw ging bezighouden, bestonden deze planten ook al. Ze zijn in staat om onbegroeide grond, ontstaan door een aardverschuiving, door het droogvallen van een oever of het omvallen van een grote boom, in bezit te nemen. Ze groeien snel, bloeien na korte tijd, zetten uitbundig zaad en dat zaad kiemt al weer spoedig voor een volgende generatie. Of het zijn planten die met hun onder- of bovengrondse uitlopers het nog onbegroeide terrein in wandelen.

Zulke planten noem je pioniers. Als de vegetatie zich enkele jaren ongestoord kan ontwikkelen verschijnen er geleidelijk langzamer groeiende planten, die de pioniers verdringen. Maar zo’n permanente vegetatie komt er niet in een moestuin, dus blijven de pionierplanten terugkomen.

Onkruidplanten zijn echte cultuurvolgers en je kunt erop rekenen dat je in moestuinen in Tanzania of in Canada gedeeltelijk dezelfde onkruiden tegenkomt als bij ons. De mens heeft ze onbedoeld over de hele wereld verspreid. Ook hier geldt: driekwart van de tuinonkruiden is niet inheems. Het in de zomer op ons complex zo dominante knopkruid (Galinsoga parviflora), het schatje onder de onkruiden, komt bijvoorbeeld uit Midden-Amerika. Het is eigenlijk een overblijvende plant, maar bij de eerste vorst gaat het er allemaal aan.

 

Zaadonkruid en wortelonkruid

Grofweg kun je de onkruiden in twee groepen indelen: de éénjarige planten, het zogenaamde zaadonkruid, en de meerjarige, het zogenaamde wortelonkruid.

 

Zaadonkruid

De massa’s zaden van zaadonkruiden verspreiden zich vaak via de wind of zij worden in het rond geschoten. Eenmaal ergens terechtgekomen, kunnen ze makkelijk een halve eeuw blijven wachten op gunstige omstandigheden om te ontkiemen. Dit kan gebeuren doordat de bestaande vegetatie wordt weggehaald of doordat een diepere laag grond door spitten of frezen naar de oppervlakte wordt gewerkt. Daardoor krijgt het zaad een lichtprikkel en vervolgens is het wachten op de juiste temperatuur en vochtigheid.

De meeste onkruiden kiemen in het voorjaar, in de periode dat wij bezig zijn met zaaien. Er zijn er echter ook nogal wat die in de herfst kiemen en sommige soorten ontkiemen, groeien en bloeien in feite het hele jaar door. Zij zaaien zich al weer uit in een tijd dat veel tuinders nog in winterslaap zijn.

Voorbeelden van bij ons veel voorkomende zaadonkruiden:

knopkruid, vogelmuur, straatgras, harig wilgenroosje, kleine veldkers, paarse dovenetel, klein kruiskruid, melkdistel, diverse soorten ganzenvoet, herderstasje, fijnstraal en ga zo maar door.

 

Wortelonkruid

Deze meerjarige planten volgen een heel andere strategie. Ze verspreiden zich via ondergrondse stengels, die wortelstokken worden genoemd. Deze plantendelen zitten vaak diep in de grond en ze bevatten reservestoffen die het de plant mogelijk maken snel bovengronds te gaan bij gunstige omstandigheden. Helaas zijn dat dezelfde omstandigheden waaronder wij onze meeste gewassen telen, namelijk voldoende warmte, licht en vocht.

 

Voorbeelden van wortelonkruiden:

heermoes, zevenblad, haagwinde, kweekgras, brandnetel en riet. Ook muntsoorten en de lampionnenplant kunnen zich op deze manier tot onkruid ontwikkelen.

Daarnaast zijn er nogal wat soorten planten met penwortels die na weghalen van de bovengrondse delen op die wortels weer lustig uitlopen, zoals paardebloem, distelsoorten en melkdistel. Waar eerst één plant stond krijg je dan een bosje. Ook straatgras dat op paadjes groeit, loopt na oppervlakkig schoffelen weer uit op de achtergebleven wortels.

De grens tussen zaad- en wortelonkruid is niet altijd scherp. Als je bijvoorbeeld een harig wilgenroosje maar lang genoeg laat staan, dan wordt het een forse vaste plant die met bleke ondergrondse stengels in alle richtingen zijn omgeving begint te veroveren.

 

Onkruid: voordelen en nadelen

Heeft onkruid ook positieve kanten? Jazeker, het is maar hoe je er tegenaan kijkt.

* Sommige onkruidplantjes zijn een drachtbron voor insecten die ons goed van pas komen. Een drachtbron is een plant waarvan de bloemen nectar en/of stuifmeel leveren aan insecten. Nu zijn hommels belangrijke bestuivers op onze tuinen, onder andere voor kruisbessen, die zo vroeg bloeien dat er nog geen bijen vliegen. Maar hommels zijn al actief nog voordat er enig fruit of kleinfruit in bloei staat en dan vliegen ze op de bloemen van paarse dovenetel en hondsdraf. Door daarvan wat te laten staan, zorgen we dus voor onze hommels.

* Er zijn ook soorten onkruid die dienen als waardplant voor bepaalde vlindersoorten. Een waardplant wordt gekozen door een vlinder om er haar eitjes op te leggen, waarna de rupsen van de plant gaan eten. En wie van vlinders houdt, moet de rupsen voor lief nemen. Veel vlindersoorten zijn heel kieskeurig als het om hun waardplant gaat. Vlinderliefhebbers zullen dus bepaalde onkruidsoorten sparen in de hoop dat er eitjes op gelegd worden. Zo bevorderen ze de biodiversiteit.

* Onkruid kan ook een signaalfunctie hebben, vooral nuttig als je een tuin van iemand overneemt, bijvoorbeeld als je een huis met een moestuin koopt. Dan kun je met enige deskundigheid aan de soorten onkruid die er groeien zien hoe de bodem ervoor staat.

 

De nadelen van onkruid

* Onkruiden concurreren met de gekweekte planten om licht, water, ruimte en voedingsstoffen. De nadelige invloed van onkruid op de opbrengst moet niet worden onderschat. Hoe meer onkruid, hoe minder oogst. Dat is het grootste probleem met onkruid.

* Het volgende probleem is de sociale kant van de zaak. Stel dat je zelf weinig behoefte hebt aan opbrengst van je tuin, maar het prettig vindt om af en toe eens op je door onkruid overwoekerde tuin te gaan zitten om te kijken hoe prachtig dit allemaal groeit. Dan zijn er altijd nog de buren en je bent lid van een vereniging. Er is dus sprake van een sociaal verband dat verantwoordelijkheden met zich mee brengt. Weliswaar blijft zelfs van het pluizende onkruidzaad dat met de wind meewaait het meeste vrij dicht in de buurt – dat kan evengoed de buurtuin zijn. Daar kan het nog jarenlang voor veel extra werk zorgen, vooral als het terechtkomt in vaste planten bedden, waar niet geschoffeld kan worden.

* Gewassen tussen onkruid blijven langer vochtig, waardoor de kans op schimmelziekten toeneemt.

* Onkruid kan ziekten en plagen overdragen. Koolgewassen horen tot de familie van de kruisbloemigen en zijn gevoelig voor knolvoet. Andere kruisbloemigen, zoals het herderstasje, zijn veel minder gevoelig, maar kunnen de ziekteverwekker wel in stand houden en daarmee een langjarige vruchtwisseling te niet doen. Schermbloemigen kunnen als waardplant optreden voor de wortelvlieg.

* Onkruid kan hinderlijk zijn bij het oogsten. Bij het spinazie snijden bijvoorbeeld, wil je liever geen gras, muur, ganzenvoet of papaver meekrijgen.

 

Onkruid, hoe kom je eraan?

Het onkruid op je tuin is ooit als zaad met de wind komen aanwaaien, uitgepoept door vogels of aangevoerd met stalmest. Toen vielen de hoeveelheden nog mee. Maar veel tuinen die van huurder wisselen zijn een tijdlang slecht verzorgd en hebben braakgelegen. Daardoor kon het onkruid zich generatie na generatie uitzaaien, wat een enorme vermenigvuldiging tot gevolg heeft gehad. Zo’n toestand lijkt hopeloos, maar echt, hij is het niet. Kijk maar rond op het complex. Er zijn een heleboel tuinen die dit proces doorlopen hebben en daarvan zijn er genoeg vervolgens weer schoon geworden. Dit vergt wel gedurende een paar jaar veel aandacht en werk. Door het werk op de juiste manier en op een goed gekozen moment te doen, kun je jezelf veel tijd en inspanning besparen. Na enige jaren wordt het steeds makkelijker om het onkruid onder controle te houden

 

Onkruid, hoe kom je eraf?

Onkruiden horen bij ons, tuinders. We zullen ze nooit helemaal kwijt raken. Door onkruidbestrijding proberen we de ongewenste begroeiing op een niveau te krijgen of te houden dat onze teelten weinig of niet hindert.

Frezen is, in het kader van de onkruidbestrijding, een zeer tijdelijke oplossing. Onkruidzaad dat aan de oppervlakte lag wordt ondergewerkt en gaat liggen wachten; diepliggende zaden komen naar de oppervlakte en gaan dan ontkiemen. Wortelonkruiden worden in kleinere stukjes gehakt en gaan op al die stukjes weer vrolijk uitlopen. Dus na het frezen moet het echte handwerk nog beginnen. Gelukkig is dat door middel van het frezen beter mogelijk gemaakt.

De belangrijkste maatregel is: verwijder alle onkruid voor het in zaad komt. Omdat het meeste onkruid na de bloei ontzettend snel rijp zaad produceert, doe je er goed aan de alarmbel te laten rinkelen vanaf het moment dat het in bloei komt. Mocht onkruid toch al rijpend zaad dragen, doe het dan niet op de komposthoop maar in de gft-bak. Tenzij je doelbewust een komposthoop gaat opbouwen waarin de temperatuur zo hoog oploopt dat het zaad afsterft. Voor de amateur ligt mechanische (niet-chemische) onkruidbestrijding het meest voor de hand, dat wil zeggen: schoffelen, hakken en wieden.

 

Schoffelen en hakken

Dit zijn absoluut qua energieverbruik de lucratiefste vormen van onkruidbestrijding. Schoffel en hak hebben lange stelen; de schoffel duw je door de grond, de hak trek je naar je toe. Beide gereedschappen snijden het onkruid vlak onder het grondoppervlak af. Ze moeten dus goed scherp zijn. Je kunt er zowel vooruit als achteruit lopend mee werken. Achteruit lopen heeft het voordeel dat je de zojuist losgemaakte planten niet gelijk weer aantrapt. Dat is vooral belangrijk bij het schoffelen van paadjes.

Met een hak kun je meer kracht zetten. (Er is nog een ander gereedschap dat ook ‘hak’ heet. Dit hef je op om er een slaande beweging naar de grond mee te maken, zodat grove klonten fijngemaakt worden. Die hak wordt hier niet bedoeld.)

De beste schoffel is heel dun en heeft niet alleen een vlijmscherpe voorrand maar ook scherpe achterrandjes, zodat je er zowel duwend als trekkend mee kunt snijden. Schoffels zijn er in diverse maten. Als de schoffel net iets aan de brede kant is ten opzichte van de afstand tussen de gezaaide rijen, sneuvelt er nog wel eens wat. De rijtjes zijn immers nooit volmaakt recht. Dan zou je er een smallere schoffel bij kunnen kopen. Of de rij-afstand aanpassen aan de breedte van je favoriete schoffel.

Om optimaal te kunnen schoffelen (hakken) is een aantal factoren belangrijk.

* De tuin/het bed moet er schoffelbaar bijliggen. Dat wil zeggen redelijk vlak en goed bewerkt, dus gecultiveerd (losgemaakt) en geharkt. Door klonten heen is het slecht schoffelen.

* Zaai altijd in rijen. Hou die zo recht mogelijk en zet aan begin en eind een stokje. Of zaai anders een kleine hoeveelheid radijszaad mee. Dat kiemt snel, dan weet je vast waar later de rij komt. Omdat onkruidzaad na bodembewerking en inzaaien meestal sneller kiemt dan het gezaaide gewas, is het belangrijk om in een vroeg stadium al eens te schoffelen.

* Schoffel onder zo gunstig mogelijke omstandigheden, dus bij drogend weer, schrale wind, zon, geen regen op komst.

* Doe het op een gunstig tijdstip: in de ochtend na het opdrogen van de dauw. Dan kan het omgeschoffelde onkruid de rest van de dag opdrogen.

* Voor onkruidbestrijding geldt: hoe eerder hoe beter, want hoe jonger hoe makkelijker. Elk uur dat wordt besteed aan de bestrijding van onkruid als dat nog jong en klein is, bespaart minstens drie uur werk in een later stadium. Na een regenbui in het voorjaar weet je dat het onkruid massaal bezig is te ontkiemen. Zodra de bovenlaag van de grond dan is opgedroogd kun je er de schoffel doorheen halen, je hoeft het grut vanaf ooghoogte niet eens te kunnen zien. Een paar minuten werk en van honderden kiemplantjes heb je alvast in een later stadium geen last.

 

Wieden

In de gezaaide of uitgeplante rijen kun je niet schoffelen, je ontkomt dus niet aan wieden. Wieden is het met de hand uittrekken van de onkruidplantjes. Je moet ervoor bukken of op de knieën gaan of op de billen. Kniebeschermers voor tuinders of stratenmakers of een kussentje komen hierbij goed van pas. Wieden in rijen kan het beste bij vochtig weer, dan kun je de wortels het makkelijkst lostrekken en lijdt het gewas dat achterblijft de minste schade door uitdroging.

Bij aanhoudende natheid is wieden ook voor grotere oppervlaktes soms de aangewezen weg. Dit heeft het voordeel boven schoffelen dat je het onkruid gelijk kunt uitschudden en in een emmer of mand gooien om het af te voeren. Schoffelen bij nat weer heeft het nadeel dat je het onkruid bij elkaar moet harken omdat het anders weer vastgroeit. Daarbij komt veel grond mee.

Bij wieden van oppervlaktes zijn een schrepeltje, een handhakje of een aspergesteker prettig gereedschap om de wortels los te maken.

Voor wortelonkruiden ligt het minder eenvoudig. Zij gaan niet dood van schoffelen. Hun wortelstokken zijn om in leven te blijven niet afhankelijk van de bovengrondse delen. Wieden gaat moeilijk. Als je ze echt weg wilt hebben moet je ze uitgraven met een riek en dat kan niet als er gewassen vlak naast staan. Een oplossing is in dit geval de aspergesteker. Daarmee kun je de ondergrondse stengels vrij diep uitsteken zonder de gewassen er omheen te beschadigen. Maar ook door steeds te blijven schoffelen kun je resultaat boeken. Als er geen bovengrondse delen zijn om de ondergrondse delen van voedsel te voorzien, raken die uiteindelijk uitgeput.

 

Teelttechniek

Ook teelttechnieken kunnen een belangrijke rol spelen bij de bestrijding van onkruid. Dit heeft te maken met preventie. Hierboven kwam het voordeel van zaaien in rijen al ter sprake. Een ander belangrijk punt is de verzorging van de teelten. Als de groei van het gewas bij ongunstige omstandigheden stil valt, wordt de kans dat het overwoekerd wordt door onkruid groter. Onkruid doet het onder ongunstige omstandigheden meestal beter dan de gekweekte planten en krijgt dan makkelijk de overhand. Omgekeerd, als een gewas goed groeit, dus in goede doen is, kan het beter concurreren met de onkruiden. Dit krijg je als een teelt goed verzorgd is, dat wil zeggen: in goed voorbereide grond staat en op het juiste tijdstip is gezaaid of geplant.

Dan zijn er diverse mogelijkheden om de bodem te bedekken, waardoor onkruid minder kans krijgt.

* Mulchen is het aanbrengen van een laag mulch (bodembedekking) tussen de planten. Sommige stromingen in de ecologische tuinbouw maken daarvan veel gebruik. Het betekent wel dat je tijd en gelegenheid moet hebben om dit materiaal te verzamelen. En niet ieder onkruid laat zich door zo’n laag bodembedekking van de wijs brengen. Praktisch is het om in ieder geval in het voorjaar als de meeste onkruiden ontkiemen de bodem een tijdlang onbedekt te houden, zodat er een aantal keren geschoffeld kan worden.

* Ook vruchtwisseling heeft voordelen in het kader van de onkruidbestrijding. Sommige teelten geven door hun ruime plantverband goed gelegenheid tot schoffelen, kolen bijvoorbeeld. Zo’n teelt laat de grond redelijk schoon achter. Een andere groep teelten, zoals wortelen, sjalotten en erwten, wordt juist makkelijk door onkruid overwoekerd. Zo’n teelt heeft er voordeel van als het onkruid het voorgaande jaar goed bestreden kon worden.

* Er zijn ook teelten die zelf de onkruidgroei redelijk onderdrukken, doordat ze de grond volledig overdekken, zoals aardappelen, witlof, courgette, pompoen, sla en andijvie. Het onkruid kan zich daaronder niet goed ontwikkelen.

* Combinatieteelt, het om en om verbouwen van verschillende gewassen op hetzelfde stukje grond, geeft vaak een betere bedekking van de bodem.

* Om tuinpaden onkruidvrij te houden kun je ze betegelen of bedekken met haksel van snoeihout. Daar is in de winter makkelijk gratis aan te komen.

Daarnaast zijn er een paar handige trucs om het gewas een voorsprong te geven op het onkruid.

* Voorkiemen van zaden en het vooraf opkweken van planten hebben allebei het voordeel dat je het gewas zo een voorsprong geeft op het onkruid. Je kunt de plantjes immers uitplanten in goed onkruidvrij gemaakte grond. Veel tuinders doen dat met maïs en bonen (voorkiemen) en met komkommers, pompoenen, courgettes en sla (opkweken).

* Het is ook handig om een bed dat je wilt gaan inzaaien een week of drie eerder al helemaal klaar te leggen. Intussen valt er waarschijnlijk wel een bui en zijn er een paar dagen met een gunstige temperatuur waardoor het onkruid gaat kiemen. Als het dan drogend weer wordt, kun je het eerste rondje schoffelen doen voordat je gaat zaaien.

CM

 

Bronnen:

H. van Boxem e.a., Handboek ecologisch tuinieren (VELT);

C. Kalkman, Planten voor dagelijks gebruik – Botanische achtergronden en toepassingen (KNNV).